Appeltaart

Homme had zelf ook wel in de krant zien staan, dat je deze week iets voor de eenzamen moest doen, dus toen zijn buurvrouw hem een schoteltje appeltaart bracht, wist hij gelijk hoe het zat. En hij zag ook wel dat zijn buurvrouw zich uitrekte om over zijn schouder in zijn gang te gluren, dus maakte hij zich snel iets groter. Maar het stukje appeltaart raakte hem toch. Hij keek er eens naar, hij rook er eens aan en omdat het nog een beetje bevroren was, besloot hij dat hij er de volgende ochtend mee zou ontbijten. Hij zette het schoteltje op het aanrecht en legde er zorgvuldig een stukje aluminiumfolie als een kleedje overheen.

Die nacht kon hij niet slapen. Het was een merkwaardig warme snacht en  hij moest telkens denken aan een ongeluk, dat hij lang geleden eens had gezien. Zodra hij zijn ogen sloot, zag hij de jongen weer op het asfalt liggen;  wit gezicht, scherpe neus, de ogen dicht.
Na een poos kwam Homme zijn bed weer uit.  Hij liep een rondje door zijn huis, trok het toilet eens door, gluurde naar het stukje appeltaart en uiteindelijk trok hij over zijn pyjama zijn kleren aan en ging hij buiten zitten op het bankje voor zijn huis.

De straatlantaarns wierpen een koel licht in de straat, dat alle kleuren grijzig maakte.  Homme keek naar de huizen van zijn overburen. Overal waren de gordijnen gesloten. Hij hoorde ergens iemand lang en hevig hoesten, in de verte blafte een hond en toen hoorde hij voetstappen. Op dat zelfde moment zag hij een jonge vrouw met een kinderwagen naderen. Ze stopte bij hem. Het was haast een meisje nog en ze rook naar een sterk parfum.
“Slaapt u niet?” vroeg zij met een stem die hem schel en ordinair voorkwam.
Homme schudde van nee. Het kraakte in zijn nek.
“Ik ook niet”, zei het meisje. Ze wees onder de kap van de kinderwagen. “Die huilt de hele nacht maar door. Behalve als ik loop. Dan valt hij in slaap. Dus loop ik maar.”
“Misschien heeft hij buikpijn”, zei Homme zacht. “Of honger.”
“Misschien”, zei het meisje. “Ik weet het niet. Het is de zoveelste nacht. Ik heb haast geen voeten meer.”
“Kan je man niet gaan?” vroeg Homme.
“Er is geen man”, zei het meisje en ze keek Homme zo doordringend aan dat hij niet meer wist wat hij nog zeggen moest en omdat het meisje ook niets zei, zwegen zij een poos.
Het kind pruttelde wat. Het meisje duwde de wandelwagen met een armbeweging voor- en achterwaarts. Ze neuriede een kinderliedje. Uit het niets dook de tekst op in zijn geheugen en in gedachten zong hij de woorden mee, maar toen stopte ze ineens, midden in een zin. Ze streek met een kleine hand over haar buik.
“Mag ik misschien naar de wc?”  vroeg ze.
Homme dacht aan zijn portemonnee op de trap en aan de antieke barometer, waar ze misschien tegenaan zou stoten en hij probeerde iets te verzinnen waardoor hij “nee” kon zeggen, zonder dat het onaardig klonk.
”Sinds hij er is”, zei het meisje, en ze wees op de kap, “doe ik het heel vaak in mijn broek.”
“Nou, toe dan maar”, zei Homme.
“Wilt u hem dan even in de gaten houden”, zei het meisje. “Als hij huilt, moet u  wat met de wagen rijden en voordat Homme het wist, stond hij bij de kinderwagen en glipte het meisje langs hem heen zijn huisje in.

Homme durfde niet in de kinderwagen te kijken, zo bang was hij dat de blik van een onbekende het kind aan het huilen zou maken. Hij voelde zich vreemd,  midden in de nacht voor zijn eigen deur  en in zijn eigen straat, duwend aan een kinderwagen. Binnen hoorde hij de bril op de toiletpot klepperen. Hij duwde de wagen stijfjes voor- en achterwaarts en ondertussen keek hij gespannen naar zijn voordeur, tot hij eerst de doortrekker hoorde en daarna de kraan.
Ze wast haar handen, dacht hij. Dat moet natuurlijk als je een baby hebt.
Het duurde nog een poosje voordat ze naar buiten kwam en toen ze weer voor hem stond keek ze schuin langs Homme heen.
“Nou bedankt”, zei ze zacht. “Dan ga ik maar.”
Homme keek haar na.  Nadat ze de hoek om was, hoorde hij nog haar laarsjes tikken op de stoep. Het geluid stierf langzaam weg. Pas toen ging hij naar binnen.

Zijn portemonnee lag keurig op de trap. De barometer hing recht, de geur van haar parfum hing nog in de gang. Hij glimlachte, al snapte hij zelf niet precies waarom. Hij glimlachte ook, toen hij weer in zijn bed kroop en dacht aan het wijsje dat het meisje voor haar kind geneuried had en in het donker zong hij het liedje zachtjes voor zichzelf en zo viel hij in slaap. Toen hij de volgende ochtend wakker werd en naar beneden liep, voelde hij zich lichter in zijn lijf dan hij zich in vele jaren had gevoeld en met de zwier van een goochelaar, die zijn kijkers zijn wonder toont, trok hij het folie van de appeltaart. Het schoteltje was leeg. Het spiegelde en blonk alsof er nooit een stukje appeltaart was geweest.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

3 reacties

  1. Hoi Marten, Ik vond het een mooi en ontroerend stukje. Was er ook ingetrapt 🙂 Hartelijke groet, Merel Kanters

Geef een reactie