Dwergpincher-perspectief

‘s Ochtends bood ik mijn fietskar op Marktplaats aan. ‘Zeer geschikt voor dieren’ zette ik er bij.  ‘s Middags stond er al een mannetje voor mijn deur. Hij was klein, had kromme benen en zijn broekspijpen eindigden in rafels.

‘Ook voor dieren, schreef u toch?’ vroeg hij. Zijn voet stond al op de mat.
‘Ja’, zei ik.
‘Mooi’ zei de man. Hij knipte met zijn vingers en achter hem doken drie dwergpinchertjes op. Uit hun bek hingen hijgerige tongetjes. Ze trippelden zo mijn woning in. Hun nagels tikten nerveus op het graniet. Ze liepen door mijn gang en de keuken naar de achtertuin, waar de fietskar stond.
‘Zij worden ouder’, zei de man toen we bij de fietskar stonden,  ‘maar ze eisen hun tochtje naar het plantsoen’.
Hij kneep in de banden en draaide een dopje wat steviger op het ventiel.
Ik bukte me om de pinchertje aan te halen, want ik dacht dat een vriendschappelijk gebaar de  handel bespoedigen zou, maar de hondjes grauwden en beten naar mijn hand.
‘Eigen schuld’, zei de man. ‘U heeft veel te grote handen.’
Hij wees naar mijn kapotgevroren tuinkabouter.
‘Dat is wat zij aardig vinden’ zei hij,  ‘dat is nou het dwergpincher-perspectief.’
Hij friemelde met zijn tenen in zijn schoenen. Ik zag dat aan het golven van het leer.

We keken zwijgend naar de wagen.
‘Tijd voor zaken’, zei hij, en hij schudde aan de wielen.
‘Lijkt het wat’ vroeg ik.
‘Dat moet ik de hondjes vragen’,  antwoordde hij.’
Hij klapte in zijn handen en met een dolfijnenboogje sprongen de drie pinchers het karretje in.
‘Goedgekeurd’ zei hij.
Ik noemde mijn prijs.  Die was al aan de lage kant. Hij schuifelde met zijn voeten. De nagel van een jubelteen prikte door de neus van zijn linkerschoen.  Hij deed een miezerig tegenbod. De hondjes hijgden in de wagen. Hun tongetjes glommen in de late middagzon. Ik keek naar de  draadjes die aan zijn broekspijp bungelde, staarde naar het mos tussen de tegels en een glinsterend slakkenspoor en zei ‘oké’.

Even later trok hij de fietskar door de poort naar voren, zijn handen om de dissel geklemd. De pinchers stonden in de wagen, hun voorpoten op de rand van de kar, als adjudanten op een carnavalswagen. Met hun bolle ogen keken ze me triomfantelijk aan. Zo hobbelden zij mijn paadje af.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

  1. Dat het je toch weer gelukt is een verhaal in deze drukke tijd. Je krijgt er een glimlach van als je het leest. Zie het zo voor me ! Bedankt maar weer

Geef een reactie