Grote filosofen

Jef belde me eens op.
‘Of hij bij mij kon komen werken, een soort stage, maar dan zonder school.’
‘Laten we eens praten’ zei ik.
Werk had ik genoeg en er zat iets treurigs in zijn stem, dat me toegeeflijk maakte.

Hij kwam langs. Nog geen 25, maar al zo goed als kaal en droevige ogen.
‘Wat wil je?’ vroeg ik.
‘Copywriting, marketing en zo’, zei hij.
‘Ervaring?’
‘Een beetje telemarketing. Telefonisch verkopen, weet je wel.’
‘Ben je er goed in’ vroeg ik.
Hij knikte.
‘Hoe pak je het aan?’ vroeg ik.
‘Ik kan het demonstreren’ antwoordde hij. ‘Noem eens iets wat je beslist niet kopen wil.’
‘Plastic raamkozijnen’  zei ik. ‘Een begrafenisverzekering. Verzin maar iets.’
Een ogenblik later zaten we rug aan rug. Ik hield een telefoonhoorn van pink en duim bij mijn mond en oor en werd daar een beetje giechelig van.
‘Tring’ zei hij.
‘Met Marten Heijs’ zei ik.
‘Goedenavond’, zei hij ‘Bel ik gelegen? Neemt u mij niet kwalijk dat ik u stoor.‘
‘Hmm, hmm’ zei ik.
Hij hapte even naar adem.
‘Heeft u een eigen huis? Staat u graag op een ladder? Wat denkt u als de punt van uw schroevendraaier in een rot kozijn verdwijnt?’ Hij had een weemoedig soort overtuigingskracht.

Dus kwam hij stage lopen. Hij zat opgevouwen aan een bureautje en schreef folders en direct mail. Hij schreef goed. Beter dan ik eigenlijk.
‘Het is ook zoveel leuker als telemarketing’ zei hij, maar hij keek er onverminderd treurig bij, als een sportvisser die de eerste regen begroet met een ‘nu zullen ze zeker bijten’.

Op een ochtend kwam hij niet meer opdagen.  Na twee dagen belde ik hem. Hij nam niet op. Op een vrijdagmiddag belde ik bij hem aan, want ik was bezorgd en miste zijn treurige blik. Hij woonde in een oud studentenhuis, niet ver van mijn werk.
‘Kom maar even binnen’ zei hij en hij ging voor me in een huis waar het natte post en kattebak rook.

We zaten aan de keukentafel. Voor hem lag een stapeltje pockets. Schopenhauer in het Engels,  Kierkegaard, Nietzsche met een gebroken rug.
‘Grote filosofen’ zei hij. ‘Uit een antiquariaatje. Het is onvoorstelbaar wat je voor een paar euro koopt.’ Hij liet de pagina’s van Zarathustra ruisen langs zijn duim.
Ik keek naar de pockets en wilde iets aardigs zeggen, iets opbeurend maar er was niet dat me te binnenschoot.
‘Kom je terug?’ vroeg ik.
‘Wellicht’ zei hij. ‘Wellicht.’
Hij maakte het topje van zijn wijsvinger nat, pikte met die natte vingertop een paar broodkruimels op en stak zijn vinger in zijn mond.

Hij kwam niet terug, maar als ik een tekstje schrijf, waarvan ik denk dat het beter moet kunnen, denk ik soms aan hem. Dan zie ik voor me hoe hij aan zijn keukentafel zit en de grote filosofen leest. En als rond etenstijd de telefoon gaat, hoop ik altijd op een stem die vraagt of ik graag op een ladder sta.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Geef een reactie