Verwarring

Ik zag iets misgaan in de stad. Iets kleins, onbeduidend, onzichtbaar bijna. Het was in de Overstraat, op zaterdag, vlakbij de Brink. Je hoorde nog net het geroep van marktkooplui. Er liep een mevrouw met een hond, een groot soort poedel. De poedel voorop, zijn nagels tikten op de stenen. De vrouw schuifelde er achteraan. Zij was wat ouder, te warm gekleed voor de tijd van het jaar, een jurk en daarover een jas die niet paste bij die jurk. Donkere zonnebril. Met haar rechterhand hield zij haar hond aan de lijn. Aan haar linkerschouder hing een damestas, maar hij gleed telkens weg. Dan draaide zij met haar schouder. Ze zuchtte er bij. De hond stopte. ‘Hier?’ zei de vrouw. Ze viste een boterhamzakje uit haar jas. De hond ging zitten, plaste, een klein beetje maar, een vlek op de klinkers ter grootte van een omgevallen kopje thee. De hond deed een paar stapjes, stopte, ging weer zitten en poepte moeizaam. De vrouw keek over haar zonnebril toe. Een gele keutel, in twee stukken. ‘Goed zo’, zei de vrouw. ‘Mooi droog’. Ze zakte door haar knieën, klemde haar handtas tegen haar lijf, raapte de keutels op, met het zakje als een handschoen, kwam langzaam overeind en vouwde het zakje met de keutels binnenstebuiten. De vrouw zette een stap in de richting van een prullenbak om het zakje weg te gooien. En toen raakte er iets in de war. In de verte riep een marktkoopman heel hard ‘alleen vandaag’, er kwam een jongen voorbij met een steekwagentje met rammelende limonadeflesje, hij neuriede, en er veranderde iets in het licht in de straat. ‘Andere bril’ zei de vrouw en daarna haperde ze. Hond, lijn, zonnebril, schoudertas, zakje, drolletje, prullenbak. Het was teveel. De hand met het keutelzakje ging nog naar haar zonnebril. Haar vingers pakten het brillenpootje al, het zakje slingerde langs haar wang. Ze schudde met haar hoofd, ze trok met haar neus. Ze liet haar hand weer zakken, zonder bril, greep even naar haar tas, waarin de andere bril moest zitten, deed een stapje richting prullenbak. Keek om naar het plasje op de grond. Ze bleef in al die handelingen hangen. Het was geen verstrooidheid, geen onhandigheid maar een plotseling vergeten. Bril, prullenbak, drollen, tas, plasje, marktkoopman, limonadefles, alleen vandaag. Wat moest waar en waar moest zij. De hond gaf een rukje aan de lijn. ‘Naar huis’ zei ze en zo liepen ze verder, dieper de Overstraat in, langs haar zij, het zakje met drolletjes, bungelend in haar hand.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

  1. Marten dit doet me zo denken aan al die keren dat meneer Alzheimer het denken van mijn vader in de war schopte. Wat beschrijf je het met een ongelovelijk goed gevoel voor gepaste warmte op afstand. Mooi man!

Geef een reactie