Daad

Ik zat op een bankje bij het gemaal naar de visdiefjes te kijken die hun cirkels boven het water draaiden en eindeloos insecten uit de kolk pikten, toen iemand vroeg:
“Mag ik hier zitten?”
Ik knikte en schoof naar het uiteinde van mijn bank.
De man was groot en dik, zijn volle lippen glommen en hij had een papieren tasje in zijn hand.
“Ik ben weer bezweken”, zei hij.
Hij keek mij aan, alsof hij wachtte op mijn “waarvoor?” maar ik hield mijn mond en hij ging zitten, zette het tasje aan zijn voeten, boog zich er naartoe en rommelde er wat in.

“Als ik van mijn werk naar huis rijd”, zei hij toen “passeer ik drie cafetaria’s. Bij de eerste dacht ik daarstraks: zal ik even stoppen, het is zo’n goede tent en ik heb zo hard gewerkt vandaag. Maar ik zei ik tegen mezelf: ‘Verstandig zijn Rademacher, rijd door’ en ik gaf dapper gas.
Verderop zit de tweede, pal aan de weg, terrasje ervoor, vrolijke vlaggetjes aan de gevel. Ik keek in mijn spiegeltje en zei: ‘Niet zwichten Rademacher. Toon karakter. Denk aan de kilootjes.’ Hij klopte op zijn buik. Doorgereden.

Toen bukte hij zich naar zijn tasje en haalde er een klein zakje uit en keek er hulpeloos naar. “De derde is dat houten keetje, hier vlakbij, onderaan de brug. Oud vet, vieze vloer, slechte koeling. En juist daar ging ik voor de bijl.
“Doe het niet” zei ik en ik dacht ook dat ik het niet ging doen, maar op de een of andere manier reed ik toch die parkeerplaats op. Het grind knarste onder mijn banden, aan een prikkelstruik klapperde een plastic zak, een keffertje blafte en in al die geluiden hoorde ik ‘keer om Rademacher, Rademacher keer om’ maar voor ik het wist, trok ik de schuifdeur van dat tentje open en stond ik bij de toonbank.”

‘Mag ik een kroket?’ vroeg ik.
‘Eén kroket is geen kroket’ zei die frietbaas. Nou ja, hij zei het niet, maar ik zag die woorden als het ware op zijn lippen liggen  en dus nam ik er maar twee.
En die vent vroeg:
“Met een eierbal, zei u dat?”
Nee dacht ik, ‘ja’ zei ik.
Ondertussen zag ik dat hij een stuk of wat bitterballen van achter zijn hand in het vet liet vallen.
‘Van de zaak’, zei hij.
‘Dankjewel!’ zei ik.
‘Frikandel?’ antwoordde hij.  “Komt voor elkaar.”

“Nou ja”, zei de man. Dit krijg je dan.
Hij greep in zijn tasje, haalde er meer en meer zakjes uit en begon ze open te vouwen. De inhoud stalde hij uit tussen mij en hem: een lange lijn van frikadellen, eierballen, kroketten, bitterballen, kaassoufflés, strepen en stippen, blinkend van het vet.
“U zou me kunnen helpen”, zei hij. “Neem toch wat. Ik trakteer.”
Ik bedankte met een handgebaar.
“Wat in uw buik zit, zit niet in de mijne.”
Ik schudde van nee.
“Zoals u wil”, zei hij met hulpeloze blik. “U weet niet wat u mist.”

Hij zette zijn tanden in een kroket. De korst kraakte, kruimels dwarrelden in de zon en er droop ragout op zijn broek. Even later pakte hij in elke hand een eierbal, nam om en om een hap en smakte en mompelde terwijl hij at.  Een frikandel volgde, twee gebarsten bitterballen, een kaassouffle. Het was een grimmig en gulzig eten.
Na een tijd lag er nog een allerlaatste bitterbal.
Hij wees ernaar.
“Tast toe.”
Ik deed alleen even mijn ogen dicht.

Toen stond hij op. “Dan stel ik nu een daad,” zei hij. “Dit is de ommekeer.”
Hij nam de bitterbal in zijn hand, haalde krachtig uit en gooide hem verbazend ver het water in.  Daar dobberde hij. De visdiefjes vlogen eraan voorbij.
“De eerste die ik niet gegeten heb” zei de man, “historisch.” In zijn stem klonk herwonnen kracht.
Ik knikte.
“En u was erbij. Getuige van het moment van waaraf ik nooit meer zwicht. Denk daar aan.”
Hij pakte de zakjes van de bank, streek ze plechtig glad tussen zijn handen, borg ze in de tas, groette en liep zonder mijn antwoord af te wachten in de richting van zijn auto die verderop bij de friettent stond.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen.