Mussen

Ik geloof dat het in de vijfde was dat Sanders onze vaste onderwijzer, die maar met zijn nagel op tafel hoefde te tikken om ons tot zwijgen te brengen, thuis van een trapje viel en juf Kaatje verscheen. Zij had lang blond haar dat glinsterde als je er goed naar keek en ze rook naar zeep en naar de  bloemen op haar jurk.  Om haar pols droeg ze een armband met belletjes die zacht rinkelden zodra ze haar hand bewoog.

In mijn herinnering liet zij ons alleen maar tekenen. Zelf zat ze dan op een stoel midden voor de klas, haar benen over elkaar, haar vrije onderbeen schommelde lichtjes heen en weer, een sandaal, bungelend aan het puntje van haar grote teen, schommelde mee en bleef als door een wonder hangen.
Meestal zat zij met haar ogen dicht.
“Slaapt u?”
Ze glimlachte en schudde van nee.
“Ik luister naar jullie potloden op het papier” zei ze. “Ik hoor wat er getekend wordt.”

Ze hield haar hoofd een beetje scheef, veegde haar haar opzij en hield even één hand bij haar oor. Toen wees ze naar een hoek van het klaslokaal. Haar armband blonk in de zon. De belletjes rinkelden zacht.
“Daar hoor ik water van een peddel druppen.”
Haar tong gleed even langs haar lippen, alsof ze een van die druppels naar binnen likte. Haar arm zwenkte naar een andere plek in het lokaal.
“Daar knappert een vuurtje. Ik krijg het er warm van.”
Met de rug van haar hand veegde zij zweet van haar voorhoofd.

Ze luisterde langer. Het licht viel op haar gezicht. De geur van bloemen hing om haar heen en ze vertelde wat ze hoorde: vogels, paarden, treinen, doelpunten, gejuich. Gejuich!
Ze stak haar armen in de lucht. Het gerinkel van haar belletjes vulde het klaslokaal en vermengde zich met het geluid van onze potloden, glijdend over het papier.

Ik tekende vogels, altijd maar vogels, toen al. Ik zat over mijn tafel gebogen, het potlood tussen mijn duim en wijsvinger geklemd, toen ik haar voetstappen door de rij hoorde naderen. Ze stopte, boog zich over mij, een lange haar maakte zich los uit haar kapsel en viel op mijn blad.
“Mussen” zei ze.
En ogenblikkelijk veranderden mijn onbeholpen vogels met hun streperig veren in mussen.
Ze pakte de tekening  op, blies over het blad en ik wist zeker dat drie vogeltjes zich van mijn tekenvel losmaakten, ik hoorde hun vleugels snorren, zag ze een rondje door het klaslokaal draaien, hoog boven onze hoofden, een veertje dreef in de lucht.
Ze legde het lege blad weer op mijn tafeltje.
“Vergeet ze niet te voeren” zei ze.
Ik tekende losjes een handvol kruimels, de mussen streken neer en juf Kaatje liep door, met haar lichte dansante pas, omdat ze een tafeltje verder iets heel bijzonders hoorde. Iets dat nu even niet wachten kon.

Zo verstreken de weken, waarin alles telkens lichter werd. Toen was Sanders terug. Hij tikte weer met zijn harde nagel op het formica, hij trok een strenge wenkbrauw op en van het eindeloze tekenen resteerde hooguit een kwartier. Dan liep hij tussen de banken door, vragen stellend.
“Stelt dat voor? Een danseres?”
“Waarom al die belletjes?”
“Bloemetjes? Hoezo?”
Maar wij antwoordden niet. Wij zaten over onze tekeningen gebogen, onze oren dicht bij het blad, onze ogen een heel klein beetje gesloten, luisterden en hoorden haar voetstappen, de belletjes aan haar polsen, hoorden water druppen, een vuur knapperen en mussen, heel veel mussen.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen.