Ver van huis

Ik dronk koffie op een terras waar ik zelden kom, maar de kelner begroette me joviaal.
‘Makker’, riep hij.
Ik kon me niet voorstellen dat hij mij kende en voelde me er ongemakkelijk bij. Hij bracht koffie. Er kwamen twee wielrenners aan. De een nogal monter, de ander sjokte achter hem aan. Ze slalomden met hun racefietsen aan de hand tussen de tafels en stoelen door. De kelner begroette ook hen heel enthousiast.
‘Verdwaald?’ riep hij. ‘Verdwaald in Luik Bastenaken Luik?’
Hij lachte hard.
Er viel een glas op de grond in scherven.

De fitte wielrenner prutste aan zijn fiets. De andere jongen liet zich in een stoel vallen. Hij zette zijn helm af en maakte met zijn tanden de sluitingen van zijn fietshandschoentjes los. Ik hoorde het scheurende geluid van klitteband. Ik ken dat geluid van toen ik zelf nog fietste. Hij draaide met zijn polsen. Ook dat ken ik. Hoe stijf je armen zijn, je polsen. Hoeveel klappen je hebt opgevangen, van hobbels in de weg. Hoe raar je handen voelen, zo glad, dat alles uit je handen glipt.
Zijn vriend ging naast hem zitten en keek op zijn telefoon.
Hij somde hun route op. Het klonk imposant.
‘We rijden met een lekkere lus naar huis’, zei hij.
De andere wielrenner rilde alleen maar. Hij masseerde zijn nek. Hij wreef zijn ogen uit. Hij depte zweet van zijn hoofd.
Te lang gefietst, zag ik. Te lang, te hard en nog zo ver van huis.
Ze kregen hun cappuchino. Ze roerden allebei lang. Ze roerden en dronken tegelijk, precies dezelfde gebaren. Het zag er mooi uit, die gelijktijdigheid.

De kelner schoof aan bij een stel een tafeltje verderop. Man, vrouw, herdershond. Hij begon over vroeger. ‘Met die mensen’ zei hij. Hij boog zich voorover. ‘Heb ik, lang geleden’. Hij boog zich verder naar zijn gasten toe en fluisterde. De gasten draaiden een oor naar zijn mond en knikten aandachtig.
‘ En toen’ zei de kelner ineens veel harder. Hij boog achterover en spreidde zijn armen.
‘Pats. Daar lag hij’.
Ze schaterden alle drie.

De wielrenners veegden het schuim van hun cappuchino van hun mond en stonden op. Ze liepen met hun fiets aan de hand het terrasje af. Hun zolen tikten op de tegeltjes. Even later zag ik ze aan de overkant op het fietspad rijden. De een ontspannen, de handen losjes op het stuur. Ik hoorde hem fluiten. De ander zat stijfjes en met opgetrokken schouders. Zware benen en nog heel ver van huis.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

  1. Je schrijft echt prachtig, Martin! En inderdaad: waarom doen mensen dingen die zij niet willen doen? Maatschappelijke druk? Of zijn wij gewoon dom?

  2. Weer mooi, Martin. Ik hou van de details die je geeft, over dat klittebandje en hoe het voelt bij al die hobbels. Dat geeft me een warm gevoel.
    Groeten, Dickey

Geef een reactie