Slager

Voor de slagerij was een ongelukje gebeurd. Er lag een mevrouw op straat, naast haar lag haar fiets. Om haar heen lag een kring sinaasappels. Uit haar fietstas staken drie stokken prei. De slager stond naast haar, wijdbeens, zijn handen in zijn zij. Hij keek naar de vrouw, zoals een kind kijkt, naar een kronkelende regenworm, die door mieren wordt opgevreten.

‘Gaat het?’ vroeg hij.
De vrouw keek hem met grote verschrikte ogen aan.
‘Ze lag zomaar’, zei de slager, tegen mij. ‘Ik zag haar gaan.’
Hij wierp een blik over zijn schouder, naar zijn winkel.

Ik ben daar één keer binnen geweest. Het rook er naar bleekwater en naar iets onbstemds, iets onaangenaams. Voor me was maar één klant, een man in joggingbroek. Aan zijn pink bungelde een bos autosleutels. Hij somde op wat hij hebben wilde. ‘Worstjes, drumstick’s, karbo’s, kipfilet. En gehakt. Drie pond.’ De slager schepte gehakt uit een grote metalen bak. Zijn schep schraapte over de bodem van de bak.
‘Is dat wel rund’, vroeg de klant.
De slager knikte.
‘Doe mij eens wat?’
De slager stak hem zijn schep toe.
De klant nam wat gehakt tussen duim en wijs vinger, keek er naar, rook en stak het toen in zijn mond. Hij kauwde lang.
‘Scherp’ zei hij.
De slager keek naar het vlees op zijn schep.
‘Rund,’ zei hij. Ik heb het net gedraaid’.
Hij stak een paar sliertjes gehakt in zijn mond en kauwde.
‘Niks mis mee,’ zei hij.
De klant dacht even na.
‘Nou ja’ zei hij toen. ‘Doe het dan maar. Drie pond.’
De slager haalde zijn schouders op en vulde een dunne plastic zak met gehakt.
‘Anders nog iets.’
De klant schudde van nee.
De slager noemde een bedrag.
Heel veel vlees. Heel weinig geld.

De vrouw krabbelde moeizaam op.
Ik stak haar mijn hand toe, maar ze negeerde hem. Ze mompelde iets, ging op haar knieën zitten en ging toen staan.
Ik trok haar fiets overeind.
De slager raapte een paar sinaasappels van straat en gooide ze in de fietstas.
‘Alsjeblieft’, zei hij.
‘Dank’ zei de vrouw.
Ze veegde haar handpalmen schoon, klopte wat stof van haar jurk en nam haar fiets van mij over en stapte onhandig op en reed weg. De fietstassen ratelden langs de spaken. Ze slingerde.
‘Tja’ zei de slager.
Hij raapte nog een sinaasappel uit de goot, wierp hem op, ving hem, bekeek hem aandachtig. Ik dacht dat hij hem aan mij zou geven, maar hij veegde hem schoon aan zijn broek en nam hem mee zijn winkel in.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

Geef een reactie