Schedel

Ik was met vrienden in het bos en zocht wat hout voor een kampvuurtje maar in plaats van sprokkelhout vond ik een reekalfje. Of beter, delen er van. De ruggengraat, een pootje, een paar ribben en de schedel. Ze lagen op een walletje, half onder de struiken. Een stukje verder op lag nog een achterpoot. Het was een herfstachtige ochtend, vlak na een bui en er waaiden regendruppels van de bomen. Ze roffelden op de grond. Ik keek een poosje naar de schedel, die de vorm van een druppel had en waarop in twee knopjes al de aanzet van een gewei was te zien.

Een jonge bok, dacht ik.

Ik dacht aan een kennis die in zijn werkkamer, op een soort statiefje bovenop zijn boekenkast de onderkaak van een paard had staan. Ik keek er altijd naar als ik bij hem kwam. Op een middag tikte ik er even met mijn wijsvinger tegenaan. Dat was uit gewoonte. Van aardewerk wil ik weten hoe het klinkt, van een beeld hoe het voelt. Ik steek mijn vinger in het kopje als ik wil weten of mijn thee nog warm is.

Ik tikte heel voorzichtig. De kaak wankelde en viel van zijn statiefje. Een kies rolde over de grond. Ik schrok, maar mijn kennis lachte.

‘Dat gebeurt wel vaker’, zei hij. Hij plaatste de kaak weer op zijn statiefje. Met duim en wijsvinger zette hij de kies weer terug.

Later, toen het eens heel laag water was, vond ik tussen de keien onderaan de IJsselkade zelf een paardenkaak. In een plastic tasje nam ik hem mee naar huis. De kaak bij mijn kennis was spierwit, maar deze was grauw van de viezigheid. Ik kookte hem uit in de grote soeppan. Met mijn handen in mijn zakken stond ik bij het fornuis. De kaak rammelde in het borrelend water. Op het water verscheen een laag grijs schuim. Na een halve middag koken, viste ik de kaak uit de pan. Hij was nog bijna net zo grauw als eerst. Ik deed de kaak weer in de plastic tas en hing hem tussen de regenjassen aan de kapstok in de schuur. Er sijpelde nog een straaltje water uit.

Daar dacht ik aan, toen ik bij dat hertje hurkte en er over dacht of ik het koppetje mee naar huis zou nemen. Met een stok draaide ik de schedel voorzichtig om. Onder de oogkas zat nog een klein stukje huid. Ik keek er een poosje naar. Toen draaide ik hem terug en ging ik op zoek naar hout voor mijn vuurtje.

.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

  1. Lekker morbide en een mooi deel van het leven, de dood. En waarom zou je daar niet van mogen genieten?

Geef een reactie