Achterbuur

Mijn achterbuurman stierf. Hij had een bruin driedelig pak, een snookerbril met grote glazen en een flinke buik. Gesproken heb ik hem nooit. Hij is van de flats, ik ben van de huizen en daar zit een muur, een lei-linde en zo’n twintig meter tussen.

Vanuit mijn werkkamer kon ik hem zien schuifelen op zijn balkon op de eerste etage. Op mooie dagen zat hij op een klapstoel in de zon. Naast hem aan de waslijn hing meestal het badpak van zijn vrouw te drogen van het baantjeszwemmen. Zo’n badpak met bloemen en grote plastic borsten, die niet meebewegen in de wind. En op zondag na de middag haalde hij altijd een oranje braadpan uit de kast op het balkon. In gedachten hoorde ik zijn vrouw het vragen:
‘Pak jij de grote braadpan, schat.’
Elke zondag weer, een diamanten huwelijk lang.

Van het voorjaar zag ik hem voor het laatst. Zijn pak zat ruim, zijn hoofd leek kleiner, zijn bril groter en hij at cocktailnootjes, zo uit de zak. Niks voor hem, dacht ik, eten uit de zak. Hij moet toch meer van de bakjes zijn. Onze blikken kruisten elkaar. Ik stak mijn hand op. Hij groette terug. Grote hand, gespreide vingers..
– U bent ziek, dacht ik. Dat zie ik. U bent ziek, stervende zelfs.

Zo bleef zijn vrouw achter. Ik had met haar te doen, al kwam er bezoek, dat een bloembak met petunia’s ophing aan de ballustrade, om haar op te vrolijken.
Er verscheen een man met een petje en een hamer op het balkon, die ergens een spijker in sloeg. Een hulp die de ramen lapte. Zij keek toe. Ze oogde klein en verpieterd bij al die behulpzaamheid.
Wat later ging ik appels plukken in mijn achtertuin. Ik dacht, ik zal het blok omlopen en haar er een paar brengen en iets vriendelijks zeggen. Ik kende haar man wel niet, maar het zou toch heel invoelend zijn. Ik deed het niet, maar ik vond het wel bijzonder van mezelf, dat ik kan zien dat iemand stervende is, aan hoe hij nootjes eet en aan hoe hij zijn vingers spreidt als hij met opgestoken zijn achterbuurman groet. En dat dat medeleven. Het stemde me tevreden.

Tot ik gisteravond op mijn werkkamer zat en met mijn ellebogen op het tafelblad, mijn hoofd in mijn handen, wat droomde. Ondertussen keek ik naar het balkon. Waar iemand de schuifdeur een stukje opentrok, een hand de vitrage wegschoof en daarna eerst een been in een bruine broekspijp en daarna de rest van mijn achterbuurman verscheen. Hij draaide eens met zijn schouders, liep rustig heen en weer over het balkon, draaide zich naar mij, groette met een korte buiging van zijn bovenlijf en ging daarna zijn flat weer in.

Ik boorde mijn ellebogen in het tafelblad. Eerst verwonderd, daarna bozig. Je kunt je buurman moeilijk verwijten dat hij niet overleden is, maar irriteren deed het wel.

 

Doe net als 226 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

Geef een reactie