Blik

Ik was twaalf, ik zat op een vereniging, het werd Pinksteren en dus was er een kamp. Vijftig blonde kopjes en een leider met een ringbaard en begrijpende ogen op een kampeerboerderij in de buurt van Vriezenveen.

Aan het eind van de zondagmiddag raakte ik met een vriendje achter de boerderij verzeild. Het was een vroeg oud jongetje met oogjes die wegdreven. Veel later ben ik hem nog weleens tegen gekomen. Hij was persfotograaf en miste twee vingers aan zijn rechterhand. Egidius heette hij.

Achter de boerderij stond een oude Opel op te zachte banden in het hoge gras.
‘Die is afgedankt’, zei Egidius.
Op het portier zat een sierstrip. Die trok hij er met een ruk vanaf. Hij knakte de strip in het midden. Ik keek naar de streep die achterbleef op het portier. De lak was er iets donkerder van kleur en er had zich vuil opgehoopt. Ik dacht aan de ongelukken die bij ons thuis soms voor de deur gebeurden. Het glas op straat, een wieldop die de goot in rolde, agenten die de plaats van de auto’s markeerden, de krijtstrepen die achterbleven op de klinkers als de wrakken waren weggesleept. De mengeling van angst en onbeheerste opwinding als er een erg ongeluk was gebeurd.
Die opwinding voelde ik nu ook.
‘Slopen’, zei Egidius.
Hij wees op een houten paaltje in het gras. Ik pakte het op, hief het boven mijn hoofd en ramde er mee op het spatbord. Het resultaat viel me nogal tegen. Er was nauwelijks een deuk te zien. Ik sloeg nog eens en nog eens. Even later stond ik op het dak van de auto heen en weer te springen. Het blik golfde onder mijn voeten en weer even later was er een regen van glassplinters
Ik raasde door tot ik niet meer kon. Toen ik opkeek zag ik Egidius. Hij zat op een hekje en hij had de geknakte sierstrip nog in zijn hand. Hij oogde heel voldaan. En ik zag de boer die om de hoek van de boerderij kwam lopen en begon te vloeken toen hij de auto zag.
‘Verdoemme’, riep hij en hij spuugde in het gras.
Wij renden weg. Ik durfde niet achterom te kijken naar het wrak in het gras.

Die avond toen we in de eetzaal zaten, kwam de boer binnen lopen. Hij speurde alle blonde koppen aan de tafel af. Daarna wees hij op mij.
‘Hij’, zei hij.
Ik herinner me hoe de leider naar mij keek, langzaam zijn hoofd schudde en zei.
‘Hij? Onbestaanbaar. Hij doet zoiets niet’.
En in zijn blik zag ik zoveel vertrouwen dat ik me er nu nog voor schaam.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

3 reacties

  1. Onder de juiste druk zijn wij als mensen tot ontzettend veel in staat. Helaas ook wel eens negatief. Prachtig geschreven weer!

  2. Dag Marten, Prachtig. Huiveringwekkend. Ontroerend & Weer een prachtig verhaal. Hartelijke groet van Jan

    Verstuurd vanaf mijn iPad

  3. Martin, het is weer prachtig. Alweer zo’n fraai kadootje op een doodgewone woensdagmorgen. Jammer dat we niet naar de schouwburg kunnen komen, omdat we dan zelf spelen. Hopelijk een volgende keer wel. Veel plezier in elk geval met voorlezen. Hartelijke groet van Marije

Geef een reactie