Altijd de kip. Nooit de magnetron.

Een vriend belde.  ‘Mag ik een van je Hawaiihemd van je lenen?’ vroeg hij. ‘Een avond maar.’
‘Het zou wel mogen’ zei ik. ‘Maar ik heb ze niet.’
‘Ook niet iets wat er op lijkt?’ vroeg hij nogal teleurgesteld.
‘Ik heb een stropdas met luchtballonnen’, zei ik. ‘En een overhemd met papegaaien.’
Dat was niet goed genoeg.
‘Of ik dan vrienden met Hawaiihemden had?’
‘Ik weet het niet’, zei ik. Ik zal er over denken.’  Er kwam me vaag een rij-instructeur voor de geest, die alsmaar ‘Ingreep’ brulde. ‘Ingreep. Gezakt!’ Daarna dacht ik aan een benedenbuur van lang geleden. Een dikke man, terlenca broeken met te korte pijpen, elke woensdag op de brommer naar de bingo in de buurt. Zijn vrouw op de buddyseat, voeten op de stepjes, armen krampachtig om zijn buik, haar gezicht tegen zijn rug gedrukt. Hij voorover gebogen alsof ze honderd gingen rijden, onder een spin op de bagagedrager een nylontas, voor de prijzen.
‘We winnen altijd de kip’, zei zij een keer. ‘Altijd de kip. Nooit de magnetron.’

Later sprak ik met die vriend af in de stad. We dronken biertjes op het stoepje tegenover de Heks, aten borrelnootjes uit een houten bakje,  keken naar de kleren van passanten en kletsten over werk. Klusjes die je opvat en waar dan geen einde aan komt.

‘Je wil de bank verschuiven en het eindigt er mee dat je je halve huis verbouwt’, zei hij. ‘En terug lukt niet meer.’
‘Een paar d’s en t’s corrigeren en een paar uur later heb je je hele tekst zo ver op de kop gezet, dat je er geen donder meer van snapt.’ zei ik.
We dronken door. Er kwam een jongen voorbij. Ik keek naar zijn hemd. Goud bestikt.
‘Had je wat?’
‘Niks’, zei ik.

Er kwam bier in de borrelnootjes, ik weet ook niet hoe. We visten de droge nootjes uit het bakje.  Even later waggelde een dronken man voorbij. Hij steunde op een vouwfietsje, dat hij als een rollator voor zich uit duwde. Om de paar passen stond hij stil en keek hij glazig om zich heen. Hij droeg een fel oranje hemd met een cirkelpatroon.
‘Voor jou’ zei ik tegen mijn vriend.  ‘Je kunt het zo pakken. Hij merkt nergens iets van.’
Mijn vriend keek.
‘Nee’ zei hij toen. ‘Te veel sinaasappel. Te weinig ananas’.
Verder brachten we het die avond niet.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

2 reacties

Geef een reactie