Waarnemingen

Een vriend vertelde over zeearenden.
“Wil je er een zien?” vroeg hij.
Hij spreidde zijn armen en maakte een trage vleugelbeweging.
“Elke avond bij Keizersrande, tussen acht en half negen precies.”

Dus fietsten we samen naar Keizersrande. Eerst zaten we bij het observatorium in de uiterwaarden en tuurden naar de strakblauwe lucht. Ik speelde wat met het gras, plukte zaden van een halm en wierp ze in de lucht.
“Hoe weet je dat die vogel hier komt?” vroeg ik.
“Gehoord,” zei hij.
“Al gezien?” vroeg ik.
“Ik heb,” zei hij enthousiast, en hij noemde een lange rij vogels op. “Steenarenden, wespendieven, nachtzwaluwen, allemaal gezien.”

Later wandelden we over het betonpad naar de boerderij. Ik hoorde honderden vogels kwetteren in de meidoornhaag. Ik voelde een groot verlangen ze allemaal te herkennen en voordat ik er erg in had begon ik opgewonden aan een zin.
“Hoor je die…,” riep ik, maar toen ik een vogel wilde noemen, wist ik het ineens niet meer.
“Wat?” vroeg mijn vriend op dat moment. “die notenkraker?”
“Ja die,” zei ik.
Mijn vriend gaf mij een schouderklopje.
“Goed gespot,” zei hij. “We mazzelen.”

Even later zei hij: “Stop, luister.”
Ik stopte. Ik hield mijn kop een beetje scheef, als een merel, en ik deed mijn ogen dicht. Ik hoorde motoren op de dijk, het piepen van een hek in de verte, het getik van schrikdraad, een vliegtuig hoog in de lucht, hazenpoten roffelend in de wei.
Ik deed mijn ogen open.
“Misschien een…,” begon ik.
“Ja, precies draaihals,” zei hij. “Ik dacht dat ik me vergiste, maar nu jij het ook hoort moet het wel kloppen. Het zal haast wel een van de allerlaatsten zijn, de arme ziel.”

De boerderij ligt op een verhoging bij een kolk in de uiterwaarden. Er loopt een brede houten trap naar een soort bordes. Op die trap gingen we zitten. Ik streek met mijn vingers over ribbels in de houten traptreden, keek over de kolk en de uiterwaarden, waarin enorme plukken ganzen zaten en mijn vriend speurde de hemel af.
“Nu moet hij dadelijk komen,” zei hij. “Dat maakt de avond af.”
Maar de enige die er kwam, was de boerin. Ze droeg een zinken emmer in haar hand en ze hoorde ons een beetje spottend aan.
“Een draaihals en een notenkraker gezien. Zo zo. En nu nog de zeearend,” zei ze.
Zij kauwde op de lucht.
“Zoveel geluk op één avond,” zei ze. “Dat heb ik nog niet in een jaar.”

Daarna liep ze het trapje op. Ik hoorde haar nog een poosje scharrelen. Ze floot, ze nieste en ze liet haar emmer vallen. Hij rolde luid rammelend over de stenen en op hetzelfde moment vlogen de ganzen snaterend op. Met zijn allen vulden ze de lucht. Even later streken ze weer neer.

Wij staarden naar de hemel tot de zon onderging. In de schemering liepen we terug naar onze fietsen. Ik dacht nog even aan de boerin en haar emmer.
“Die ganzen” zei ik.
“Precies,” zei mijn vriend. “ Dat vroeg ik me ook al af. Waarom vlogen ze op? Wat heeft hen zo aan het schrikken gemaakt?
Die vallende emmer zijn, wilde ik zeggen, maar in het laatste licht zag ik de mijn vriends ogen schitteren.
“Dat moet haast wel…,”zei hij opgetogen.
En ik antwoordde: “De zeearend zijn geweest”.
We haalden onze fietsen van het slot en reden langzaam slingerend terug naar de stad. Tevreden vogelaars. Kenners onder elkaar.


Het blog ‘Waarnemingen’  komt uit het boekje ‘IJsselblogs’ dat ik samen met beeldend kunstenaar Lies Kortenhorst op 16 juni  2017 presenteerde bij Praamstra in Deventer. Dit in het kader van de IJsselbiennale 2017. 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Geef een reactie