Bal

Ik doolde wat door de binnenstad en ergerde me aan alles wat mij voor de voeten kwam. De stank uit een ondergrondse afvalcontainer, zes scooters van de pizzeria, die de stoep versperden, de lege etalages in de Lange Bisschopstraat. En aan twee buikige mannen die over biljarten praatten. De een deed of hij een keu in zijn handen had, kneep één oog dicht en daarna stootte hij.
“Ik zeg denkbeeldig raak”, zei hij.
Zij schaterden en ik liep mokkend door.

Uiteindelijk kwam ik in de Duivengang, die opzij van de school en de Broederenkerk begint. De steeg strekte zich leeg voor me uit. Ik keek naar de platgetrapte kauwgom op de klinkers, naar het gekke trapje waarmee het straatwerk halverwege een stukje daalt en naar de haveloze gevelrij. Ik wilde net nog maar eens mijn hoofd schudden over zoveel morsigheid toen uit het niets een kaatsenbal aan kwam suizen. Hij was rood met gele sterren en hij kwam precies voor mijn voeten terecht. Hij stuiterde op, twee maal, en rolde toen langzaam weg, in een soort slingerloopje in de richting van de Korte Smedenstraat.

Ik holde achter de bal aan, een beetje stijfjes. Ik probeerde de bal te pakken, maar hij glipte een paar keer net onder mijn vingers weg. Ik deed nog een paar onhandige stappen, het waren meer bokkensprongen. Toen had ik hem. De bal voelde ruw in mijn vingers want het plastic was gecraqueleerd. Er stond met een zwarte viltstift een naam op geschreven die ik eerst niet lezen kon, maar onder de naam was een bloempje getekend en toen begreep ik wat er stond: Floor. En op dat moment drong ook het geluid van spelende en joelende kinderen tot mij door. Dat kwam van boven mij. Daar ligt op de platte daken boven de winkels, onzichtbaar voor wie niet beter weet, een schoolplein verborgen. Ik ben er vaak geweest. Mijn kinderen zaten daar op school.

Ik wierp de bal een paar maal op. Hij landde telkens met een zacht plofje in de palm van mijn hand. Toen gooide ik. Ik gooide zo hoog als ik kon. Ik volgde de bal in het kleine streepje blauwe lucht dat ik boven de steeg kon zien, zag hoe hij opsteeg, steeds kleiner werd, tot er alleen nog maar een piepklein puntje zichtbaar was. Daarna kwam de bal weer naar beneden suizen, recht op dat schoolplein af.

Ik spitste mijn oren. Ik rekende op gejuich, applaus en kreten van verbazing en ook op een volledige stilte en dat allemaal door de wonderbaarlijke terugkeer van die kaatsenbal. Maar er veranderde niets in het gejoel. Toen applaudisseerde ik maar even voor mezelf en daarna liep ik lachend door.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Geef een reactie