Haas

In de trein belandde ik tegenover een meisje van een jaar of 12. Ze reisde alleen, had zwart springerig haar en rode gympen met te lange veters en een rugzak met een print van bontgekleurde serpentines. Op het tafeltje voor het raam stond een kunsstof haas met grote roze ogen.
“Is die haas van jou?” vroeg ik het meisje.
“Nee”, zei ze, “hij stond er al toen ik instapte. Ik denk dat iemand hem vergeten is.”
“Dan hoort hij nu misschien bij jou” zei ik.
Ze keek me aan, ongewoon ernstig voor een kind van 12.
“Ik wil hem niet” zei ze . “Ik vind het nooit leuk om zomaar iets te vinden. Dat brengt ongeluk. Dat zegt mijn vader. Ik kom nu net bij hem vandaan. Gelooft u dat, van dat ongeluk?”
“Ja” zei ik tegen het meisje. “Misschien heeft je vader wel gelijk.”
En ik dacht aan de gretige blik waarmee ik eens een kennis in een gevonden portemonee zag kijken en hoe triomfantelijk die kennis “pik in, te wordt winter” riep.

We zaten zwijgend tegenover elkaar. Het meisje sloeg haar ene been over het andere en schommelde met haar voet. De lange lussen van haar veter slingerden heen en weer.
Toen zei ze: “Ik kan wel even iets voor hem maken.”
Ze rommelde in haar rugzak, haalde er een bolletje paarse wol en een haaknaald uit en haakte een shawltje voor de haas.
“Past wel bij zijn ogen” zei ik.
“Vindt u?” vroeg ze.
Ze wond de das in een paar slagen om de hazenhals en streek hem met de zijkant van haar pink glad over zijn buik.
“Net op tijd klaar”, zei ze. “Ik moet er dadelijk uit.”
Een ogenblik later zag ik haar op het perron van Amersfoort op haar moeder afhollen. Die had hetzelfde springerige haar en precies dezelfde rode gympen.

Ik bleef achter met de haas en keek hoe hij mee wiebelde op het ritme van de trein. Ik volgde met mijn ogen de bovenleiding boven het andere baanvak en ik keek naar een spoor dat met een grote bocht aftakte van het mijne en naar de zwanen die her en der in de weilanden zaten. In Hilversum kwam er een man tegenover me zitten. Hij keek me even aan en sloeg toen met een verveeld gezicht een krant open. Af en toe zuchtte hij en hij schoof onrustig heen en weer in zijn stoel.

Zo bereikte ik Amsterdam. Daar moest ik er uit. Ik twijfelde even, maar liet de haas toch staan en werkte me uit de trein. Toen ik vanaf het perron nog even in mijn coupe keek, zag ik dat de man zijn krant had neergelegd en zich naar de haas vooroverboog en aan het bewegen van zijn lippen, zag ik dat hij tot het haasje sprak.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

8 reacties

  1. Mooi verhaal, Marten. Ik lees je verhalen overigens altijd met plezier.

  2. Marten wat een leuk verhaal is dit !

    groet Anita

    Met vriendelijke groet,

    Anita van der Velden
    Medewerker frontoffice FEM Deventer

    Saxion University of Applied Sciences – Academie FEM
    T: 0570-603888 – M: a.b.vandervelden@saxion.nl
    Handelskade 75 – 7417 DH Deventer – Postbus 70.000- 7500 KB Enschede
    aanwezig: woensdag / donderdag – kamer B1.53

  3. IK ben altijd blij als ik s’morgens tussen mijn mails jouw naam zie staan en hoop dan stiekem dat ik elke woensdag weer zo’n heerlijk verhaal van je krijg…

Geef een reactie