Niet bestaand jaar: In een bijna lege trein reisde ik naar Enschede, voor het eerst in een jaar. De laatste keer was met de decaan.
“Ik heb een loopneus” fluisterde ik.
“Ik ook”.
We veegden giechelend onze neus af. Een week wilden we een netwerkgesprek voeren: rammelende theelepeltjes, voorzichtig gesprek. Ook afgelast.
Ik stelde me een decaan als een kalme gids voor, rustige gesprekken in de luwte. Ik wist dat het niet klopte., dat haar werk niets voor mij was.
Het leek gisteren die ontmoeting.
Nu was het weer een stille voorjaarsdag, de eerste na een niet bestaand jaar en een niet-gevoerd gesprek.