De krantenbezorger: De bezorger van de ochtendkrant komt aan de deur, kaartje in de hand. Ik word vaak wakker van hem: half vier, voetstappen op het paadje, de krant op het granito. Nu is het half elf. Kleine man, pet, grijze stoppelbaard.
“U bent altijd heel vroeg”, zeg ik.
“Mwjah” zegt hij.
Hij zuigt op zijn onderlip, ogen tot spleetjes.
“Zo fijn” zeg ik. “Hij is er altijd.”
“Mwjah” zegt hij weer. Hij geeft me zijn kerstkaartje.
“Ik heb nu geen contanten” zeg ik. “Morgen leg ik een envelop onder de bank.”
Hij kijkt, knikt.
“Mwjah” zegt hij en weg is hij.