120/ Zwevend ontwaken: Op een morgen vroeg in het voorjaar rommelde ik in de schuur, schoof tuingereedschap opzij, duwde stro weg, tilde een doos met netten op. Onverwacht zwaar was die en ik voelde een trilling in het karton. De netten schudden, er woelde iets, een egel maakte zich los, richtte zich op, verstrikt in de netten, keek mij aan. Ik zette de doos terug op zijn plek. Toen ik later voorzichtig nog eens keek, had de egel zijn winterslaap hervat.
Bij het zwevend ontwaken dichtte ik hem verwarring toe. Nu mezelf de gedaante van schimmige herinnering bij het eind van de winterslaap.