Kruimels

Ik was in Amsterdam en dronk koffie in een kroegje met heel veel spiegels. Overal waar ik keek, zag ik mezelf, nippend aan mijn koffie, met duim en wijsvinger stukjes kruimeltaart mijn mond in schuivend. Trekkend met mijn wenkbrauwen. En ik zag de enige andere gast, een man gebogen over een cryptogram, één hand op zijn kale schedel, de andere  hand, met pen, boven de krant. Als ik een andere kant op keek, zag ik weer mezelf, weer die stukjes taart, weer die man met zijn cryptogram en achter de bar stond een meisje dat met haar rug naar het cafe een chocoladetaart op een schotel in gelijke parten sneed. Ik hoorde het mes tikken op het aardewerk.

Er kwam een man binnen. Hij zag er een beetje verlopen uit, spijkerbroek, cowboylaarzen. Hij liep door naar de bar. De man keek naar het meisje, naar haar haren die over haar schouders lagen, de strik van haar schort op haar rug.Hij kuchte zacht. Het meisje draaide zich om. Ze was jong en had blozende wangen. Ze keek de man aan.
‘Hallo’, zei de man.

‘Jij’, zei het meisje.
‘Ja ik’, zei de man.
‘Wat kom je doen?’
‘Jou verrassen’, zei de man.
‘O’, zei het meisje en ze ging van haar ene been op het andere staan.
Ze aarzelde.
‘Je hebt me al vaak genoeg verrast’, zei ze toen en ze draaide zich weer om en sneed verder in haar taart.

De man kwam naast mij zitten. Hij rook naar sigaretten. Hij legde zijn ene been over het andere en begon aan de zool van zijn laars te prutsen.
‘Een koffie, mag dat dan?’ vroeg hij.
Het mes het van het meisje tikte op de schotel. Antwoord gaf ze niet.
‘Een koffie kan toch wel?’ zei de man.
Het meisje schudde van nee. Haar haar schoof over haar schouders.
‘Jij krijgt niks’, zei ze. ‘Helemaal niks.’
‘Maar’, zei de man.
‘Nee’, zei het  meisje. ‘Niks. Ga maar weg.’

Ik keek in de spiegels, naar mezelf met mijn stukje taart, naar de man met het cryptogram en naar de vingers die onrustig aan de zool van de laars pulkten.
‘Krijg nou wat’, zei de man.
Ik roerde in mijn koffie en nam mijn laatste stukje kruimeltaart.
Zo bleven we een poos zitten. Ik hoorde een brommer voorbij rijden over de gracht, er sloeg een kerkklok, de puzzelaar krabde achter zijn oor en vulde iets in. Ik loenste naar mezelf. Toen stond de man op en liep langzaam het cafeetje uit. In de deuropening bleef hij nog even staan. Ik dacht dat hij iets ging zeggen maar hij haalde alleen zijn schouders op en liep toen weg.

Het meisje achter de bar zuchtte diep. Ik ging verzitten en rekte me eens uit. De puzzelaar keek op van zijn cryptogram.
‘Lastig vriendje?’ vroeg hij.
‘Nee’, zei het meisje zacht. ‘Mijn vader’ en ze sneed door in de chocoladetaart die al helemaal in kruimels lag.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

5 reacties

  1. Ik zie je daar zo zitten. Leuk deze!

    Verstuurd vanaf mijn iPhone Jolande Algra

Geef een reactie