Passe partout

Ik zocht een oude rekening maar vond een hardloopfoto. Hij was gemaakt op zo’n avond waarop alles even wordt verlicht:  ik kom net over de finish, ik houd mijn hoofd licht achterover, handen in mijn nek, mijn hoofd is rood, over mijn slaap kronkelt een dikke ader en mijn mond staat een stukje open. Ik kijk heel tevreden. Ik dacht: deze hang ik boven mijn bureau. Vanavond nog.

Het was een mooie zomeravond. Het raam van mijn werkkamer stond open.  De buren kletsten op straat, er stuiterde een bal en ik hoorde een cirkelzaag; iemand die gedecideerd een houten plaat in stukken zaagde. Ik besloot bij de foto een passe partout te snijden. Dat is niet mijn klus. Eerst kon ik geen potlood vinden en daarna geen stanleymes. Het ene moment stond ik nog met de grote ijzeren liniaal in handen,  het volgende was die liniaal zomaar zoek. En daarna raakte ik de draad kwijt in hulplijntjes en berekeningen, die uit moest wijzen waar precies ik snijden moest.

Er kwam een vriend langs.
Of ik mee ging een biertje drinken in de stad? Zo’n mooie avond. Let maar op, alle terrasjes zitten vol.
‘Ik ben even bezig’, zei ik.
‘Dat zie ik’, zei hij.
‘Dat is mooi’, antwoordde ik.
Waarom ik uit de losse pols sneed, terwijl er op de vloer een ijzeren meetlat lag?
‘Zo gaat het ook prima’, zei ik.
Ik voelde het soort dwarsheid opkomen, dat me maar weinig goeds heeft gebracht.
Heel voorzichtig een gaatje in een spiegel boren. Twee paaltjes en daar dan tussendoor. Een binnenweggetje nemen, dat de verkeerde kant opgaat.
‘Maar na die bosjes komt er vast een haakse bocht naar rechts.’
‘Ja, ja’

De cirkelzaag zweeg. Ik hoorde een nylon bezem over stenen vegen. In gedachten zag ik in een schuurtje een wolk van stof en zaagsel stuiven.
‘Vuil gaat voor de bezem’, zei ik.
Die vriend sloop weg. Een ogenblik later hoorde ik hem beneden in de tuin.
‘Nou, die vader van jullie’, zei hij en daarna daalde zijn stem. Mijn kinderen lachten. De cirkelzaag zwol aan en ik sneed door. Zo op het oog, oog op puntje van het mes, puntje van mijn tong uit mond. Ik drukte harder op het mes dan nodig was.

Later fietste  ik een beetje stijfjes langs de terrasjes met kletsende mensen  en zocht ik  tussen al die vrolijke gezichten tot ik mijn vriend gevonden had.
‘En, vroeg hij, hangt die kop van jou al boven je eigen tafel?’
‘Tuurlijk’, zei ik. ‘Tuurlijk. Biertje?’

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Geef een reactie