Postbode

De postbode vroeg mij de weg.
‘De President Steynstraat, weet u waar die is?’
Hij las de straatnaam moeizaam voor van het stapeltje brieven in zijn hand.
‘Om de hoek’, zei ik.
‘En de Hoge Belt?’
Ik wees de weg en keek hoe hij met zijn post de straat uit liep. Een oudere man met een fiets met nieuwe tassen aan de hand. Hij slingerde een beetje.

Later kwam er een brief van een bank waar ik geen rekening heb. Voor de buurvrouw. Toen ik naar buiten stapte, kwam ze er net aan.
‘Je hebt te hard gereden’, zei zij en zij gaf me een brief van het justitieel incassobureau.
Zo ging het door. Kaartjes van vreemde tantes, een bruiloft van twee onbekenden, een baby in een kanten rokje, de overburen naar de tandarts en op het tuinpaadje altijd een buurman met mijn post.
‘Jij je Groene? Mag ik mijn Elsevier.’
Als ik uit het raam keek, schoof de schim van de postbode voorbij.

Ik sprak hem aan.
‘Ik krijg vaak verkeerde post’ zei ik.
‘Een enkele keer misschien’ zei hij zacht.
Hij keek me aan over zijn bril, een beetje gekwetst, al meende ik ook dat daar binnen iets smeulde; de teleurstelling van de man van wie al te vaak het werk is afgepakt.

Ik verwachtte een bepaalde brief of eigenlijk verwachtte ik hem niet. Ik hoopte op die brief. Ik wilde echt heel graag dat hij kwam. In gedachten zag ik hem naar binnen vallen, van de brievenbus naar de kokosmat. De brief kwam niet. Ook niet toen hij er al lang had moeten zijn. En daarna ook weer niet, toen het nog heel goed had gekund. Ik keek de postbode vragend aan.
‘Kan het zijn’, begon ik.
Hij schudde zijn hoofd en liep door.
De brief bleef uit, de tv-gids kwam te laat.
Ik keek naar de voordeur van een leegstaand huis verderop in de straat en bedacht dat mijn brief daar moest liggen, in het donker, op het  graniet.

Ik belde de posterijen. Een meisje nam op.
‘De post wordt tegenwoordig slecht besteld’ zei ik.
‘Wat mijn postcode en huisnummer waren. En of ik wist om welke postbode het ging?’
‘Het is een wat…’ zei ik, maar toen ik de postbode wilde beschrijven, was die teleurstelling in zijn ogen het enige wat me te binnen schoot.
‘We gaan uw klacht verwerken,’ zei het meisje vastbesloten.
Ik was ineens bang dat ze hem zouden ontslaan. Ik zag al voor me hoe ongelukkig hij keek als hij het te horen kreeg.
Ik voelde me opgelucht toen ik een paar weken later gewoon de post van de buren kreeg.

Mijn brief is nooit gekomen. De postbode is gebleven. Hij hoort er bij, hij bezorgt de post daar waar hij moet zijn en de teleurstelling is uit zijn ogen verdwenen. Meer dan dat. Hij loopt met ferme passen door de straat, zijn hakken klatsen op de stoep en hij heeft de bundel brieven klemvast in zijn hand. Alsof hij met zijn post ten strijde trekt.

Dit stukje werd op 1 maart 2014 bekroond met De Blogparel. De prijs voor het beste blog.  (www.blogparel.nl.)

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

5 reacties

  1. Mooie column Marten. Humor en ernst. Terechte winnaar van de Blogparel 2013. Van harte gefeliciteerd.

Geef een reactie