Steeltje

Ik kwam laat uit mijn werkkamer. Er bungelde een tas aan mijn schouder, ik had een map onder mijn ene arm, mijn broodtrommel onder de andere, een bos sleutels aan mijn pink en een appel aan het steeltje tussen mijn tanden. Ik probeerde deur op slot te doen.

‘ Zal ik je helpen?’  vroeg een collega.
‘Grg’ murmelde ik en ik knikte zodat de appel wild heen en weer slingerde.
Mijn collega viste de sleutels van mijn pink en deed de deur op slot. Hij liet de sleutels in de zak van mijn colbert vallen.
‘Bedankt’ zei ik en onmiddellijk plofte de appel uit mijn mond.
Hij stak zijn hand uit en ving. De appel lag stil in de palm van zijn hand.
‘Ben je druk?’ vroeg hij.
‘O ja’, zei ik en ik begon van alles op te lepelen.
‘En jij?’
‘Zeker’, antwoordde hij, maar hij straalde zo’n diepe rust uit dat ik onmiddellijk jaloers op hem was. Hij begon mijn appeltje op te poetsen aan de mouw van zijn overhemd.
‘Weet je wat het gezondste deel van een appel is’, vroeg hij, terwijl hij wreef.
‘De schil of zo’, zei ik. ‘Of het klokhuis’. Dat soort dingen zijn altijd het gezondst.
Hij hield het appeltje in de lucht, als een ober die een wijnglas tegen het licht inspecteert. De schil blonk.
‘Nee,’  zei hij. ‘Het steeltje, want daar doorheen is alles in het appeltje gekomen’.
Hij gaf de appel terug en ik nam hem voorzichtig aan.
‘Wil jij dan misschien het steeltje’ vroeg ik.
‘Nee’, zei hij. ‘Ik heb thuis een oude appelboom, die hangt van steeltjes aan elkaar. Op mooie zomernachten slaap ik er onder, samen met mijn vrouw. Alleen dat is al genoeg.’

We namen afscheid. Hij liep naar de trein. Ik naar mijn fiets in de kelder. Ik keek nog eens naar het appeltje. Het glom zo mooi. Ik legde het even op een richeltje boven het fietsenrek om mijn spullen in mijn fietstas te stoppen. Het neonlicht weerkaatste in de appel. Ik zag fietslampen en sturen spiegelen in de schil. Ik zag mezelf er in, hoe ik me over mijn fiets boog om hem van het slot te doen. De klik van het slot weergalmde door de fietsenkelder.
Net een schot, dacht ik.
Daarna werd ik even afgeleid. Een ogenblik later fietste ik op de Brinkgreverweg, dat is zo’n straat die om de drie jaar wordt opgefrist, maar waar lelijkheid altijd weer de kop opsteekt. Ik hoorde een paar jongens schreeuwen bij de supermarkt. Bij de coffeeshop reed een auto hard weg. Iemand schoot met een knip van zijn vinger een peuk over de weg. Een paar vonken spatten over het asfalt.
Gauw naar huis, dacht ik en ik keek over mijn schouder om over te steken, een zijweg in en dat was het moment waarop ik aan mijn appeltje dacht.

Er is niet veel waarvoor ik op mijn schreden terugkeer.
Mijn telefoon? Het zal.
Mijn ipad? Och.
Mijn portefeuille? Tsja.
Maar voor dat appeltje draaide ik mij om. Ik stond op mijn trappers, ik sneed de bochten af, ik hijgde toen ik de fietsenstalling inreed en mijn fietsbanden gierden over de betonnen vloer. En ik glimlachte toen ik mijn appel op het richeltje zag liggen  Het glom nog meer dan ik dacht. Ik pakte het op. Ik keek er naar. Ik wilde er onmiddellijk van eten, maar toen ik naar de appel keek, verscheen langzaam het gezicht van mijn collega in de schil. Ik zag zijn lippen bewegen. Ik hoorde zelfs zijn stem. ‘Kalm aan’ fluisterde hij, ‘ Rustig kauwen. En denk er om, eerst het steeltje, want dat is het gezondst.’

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

6 reacties

  1. ha die Marten

    Om stil van te worden,… zo’n mooi verhaal! Complimenten hoor!

  2. Wat leuk. Als je iemand tegen komt die zoiets tegen je zegt en jij de reikwijdte ervan begrijpt, dan ben je er vaak echt aan toe. Veel stille momenten toegewensd.

Geef een reactie