Tsjak Tsjak

Als ik te lang binnen zit en bevangen raak door een onrust die zich maar niet bedwingen laat, duikt Bé weleens in mijn gedachten op. In Groningen woonde hij bij mij om de hoek.

Ik kwam eens een ladder bij hem lenen.
Hij zei nooit zoveel, hij vroeg nooit zoveel. Alles was rust bij hem. Ik dacht toen dat hij oud was, want hij had een enorme bos grijs haar en pluizige wenkbrauwen.
“Ik heb mezelf buitengesloten” zei ik. “Ik moest naar de brievenbus en trok zo de deur achter me dicht.”
Ik grabbelde nog een keer in mijn jaszakken, sloeg met vlakke hand op mijn broekzakken, alsof de sleutels ineens weer op zouden kunnen duiken. Ik was de hele dag al gejaagd, zonder precies te weten waarom.
“Kom maar mee jong” zei Bé kalm en hij ging me voor naar zijn schuur.

Die schuur was vol en schemerig. Er viel alleen wat stoffig licht door een raampje. Ik zag de contouren van een oude houtkachel, een werkbank met een bankschroef, planken en buizen. Aan een katrol hing een racefiets zonder banden. Bé gaf een zwengel aan het achterwiel. Het wiel draaide, het licht streek langs de spaken, het freewheel ratelde.
“Hoor je dat”, zei Bé. “Tik tik tik. Laat ons fietsen betekent dat. Denk je ook niet?”
“Ja”, zei ik, maar ik had enkel oog voor de ladder aan de achterwand. Ik vroeg me af of hij lang genoeg zou zijn en of ik er wel op zou durven. Ik was niet zo’n laddermens. Ik geloof dat er vroeger te veel gymleraren onderaan het wandrek hebben staan kijken of ik al naar beneden kwam vallen.
“Doe maar kalm aan”, zei Bé.
Ik dacht aan alles wat ik in huis had achtergelaten. Een interview dat ik aan het schrijven was, al drie uur lang, zonder een steek verder te komen. Een scheve stapel boeken waar ik iets mee moest. Misschien een brandende sigaret, ergens op het randje van een tafel. Ik rookte veel in die tijd.

Bé gaf een klap op de oude kachel. Het gonsde.
“Brandt niet, klinkt wel”, zei hij.
“Ja”, antwoordde ik. Ik dacht aan mijn interview en meende plots dat als ik nu achter mijn tafel zou zitten, alles wat net niet wilde lukken, nu waarschijnlijk helemaal vanzelf zou gaan. Als die sigaret niet op de nylon vloerbedekking was gevallen. Als mijn huis al niet vol rook zou staan.
Dus zei ik tegen Bé:
“Ik heb haast, vreselijke haast.”
Het was als een aansporing bedoeld, maar ik zei het zoals een ander zegt dat hij zo’n afschuwelijke hoofdpijn heeft.
Toen pakte Bé een enorme heggenschaar van een plank.
“Dit is het mooiste”, zei hij.

Hij knipte tweemaal in de lucht.
Tsjak Tsjak.
“Waar denk je aan als je dat hoort?” vroeg hij.
Er viel wat licht op zijn gezicht.
“Aan vallend blad”, zei ik. “Aan de geur van jonge twijgjes. Aan een stille zaterdagmiddag.”
“Heel goed”, zei hij en hij knipte nog eens in de lucht. Tsjak Tsjak.
Hij keek er zo gelukkig bij, dat mijn onrust op slag in het niets verdween.
Tsjak Tsjak. Weg.

Hij had geen haag. Ik heb hem nooit op een racefiets gezien. Voor een houtkachel was in zijn huis geen plek.
“Wat doe je met al die spullen?” vroeg ik.
“Uit een ander leven”, zei hij.
Daarna nam hij de ladder van de haak, manoeuvreerde hem behendig en zonder ergens tegenaan te stoten uit de schuur en ik liep achter hem aan, naar mijn eigen achtertuin. Daar schoof hij de ladder uit en zette hem tegen het balkon.
“Ga jij”, zei hij. Hij gaf een klap op een sport. De ladder rammelde ervan.
Ik aarzelde. Toen klom hij al naar boven, verrassend gemakkelijk. Hij stapte behendig over de rand van het balkon. Een ogenblik later stapte hij mijn voordeur uit.
“Je mag weleens luchten, jong”, zei hij.

Ik vond hem toen oud. Ik denk nu dat het meeviel. Ik rook al vele jaren niet meer. Ik klauter zonder aarzelen tegen de elke ladder op. Een haag komt mijn tuin niet in, maar ik heb wel een heggenschaar. In dit soort weken, waarin alles ineens zoveel kleiner voelt, ik routines zoek die ik maar niet vinden kan en ik er geen trek in heb dat de zaken zijn zoals ze zijn, loop ik af en toe even naar de schuur. Dan denk ik heel diep aan Bé, pak ik de heggenschaar van de plank en knip ik in de lucht.
Tsjak tsjak.
Het werkt nog altijd.

 

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Geef een reactie