Zoenen

Ik liep langs de IJssel en daar stond Els, die ik nog van vroeger ken. Ze is achter in de 50, nogal dik en vaak wat klagelijk. Nu viel het met dat klagelijke wel mee. Ze stond te zoenen, midden op het trottoir bij de verkeerslichten onderaan de Wilhelminabrug. Heel hevig te zoenen met een man met een baardje en een goedkope leren jas. Ik moest me om hen heen werken. Zij deed één oog open. Dat oog herkende mij.
Ik dacht even dat ze het zoenen zou onderbreken om iets te zeggen, maar het oog viel weer dicht. Het stoplicht sprong op groen. Zij zoenden door en ik stak over.

Een dag of wat later kwam ik haar tegen bij de Jumbo.
‘Wat stond je daar te zoenen, Els’  zei ik.
‘Ja’, zei ze. ‘Dat was Frans, daar ben ik mee getrouwd.’
‘Zoiets meende ik al’, zei ik.
‘Ach ja’, zei ze en ze frummelde met een  flard van een vensterenveloppe waarop haar boodschappenlijstje stond. ‘Hij heeft van die buien. Altijd in het weekend.  Dan komt hij  uit zijn bed en als ik vraag of hij lekker geslapen heeft, zegt hij:‘Hoezo? Zie ik er slecht uit of zo?’
Dan weet ik al hoe laat het is. Dat wordt een dagje mokken op de bank. Mokken over alles. Over de gaten in zijn sokken, over de woningbouwvereniging en over de koffie, die te heet is of te koud en over mij. Dat ik toch niet meer van hem houd.
Vroeger probeerde ik hem op te beuren. Nu niet meer.
‘Nee man’, zeg ik tegenwoordig. ‘Tuurlijk houd ik niet meer van jou. Als jij een hondje was geweest, had jij al lang een spuitje gehad.’  Ik laat hem lekker kniezen op de bank en ga zelf wel naar de keuken of boven was opvouwen of tv kijken in het kleine kamertje. Zo kom ik mijn dag wel door en tegen de avond komt hij dan, onrustig als een kind, dat iets vragen wil, wat eigenlijk niet mag.
‘Ga je mee?’
‘Waarheen?’
‘Een blokje om.’
Dan gaan we een blokje om.  Altijd hetzelfde blokje. Oude ijsbaan, langs de IJssel naar de spoorbrug en de Brink. Eerst sjokt hij nog als een gorilla met me mee en zucht hij om de haverklap en daarna wordt hij onrustig. Ik hoor het aan zijn adem. Ik zie het aan zijn manier van lopen.
Zo gaat hij het vragen, denk ik dan.
En dan vraagt hij het ook.
‘Zullen we even…’
Dan zoenen we een poosje aan de IJssel en daarna is het wel weer goed met hem.’

‘Nou ja, Els’, zei ik. ‘Een beetje zoenen, dat kan nooit kwaad.’
‘Ach ja’, zei ze. ‘Ach ja.’
Ze staarde in haar karretje en frummelde met haar boodschappenlijstje.
‘Het is mooi dat ik je zie.’ zei ze toen. ‘Lees eens even voor. Ik heb thuis zo klein geschreven, dat ik het hier niet lezen kan’ en daarna drukte ze mij haar boodschappenlijstje in de hand.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

Eén reactie

Geef een reactie