Goed voor echte man

Ik fietste over de Snipperling naar huis en daar hield iemand mij staande. Het was een klein mannetje met grijze haren. Hij droeg een zwarte leren jas en hij had een leren attachekoffer in zijn hand. Er zaten glimmende sluitingen op en een cijferslot met wieltjes. Hij vroeg de weg, maar het duurde even voordat ik begreep waar naar toe, want hij had een zwaar accent.
De Eendrachtstraat.
“Lopend?”, vroeg ik.
Hij knikte.
Ik legde heel langzaam de weg uit en hij keek aandachtig naar mijn wijsvinger, die elke keer als ik ‘links’ of ‘rechts’ zei, van richting veranderde. Hij krabde op zijn hoofd. Ik raakte zelf het spoor in mijn uitleg bijster. Toen pakte ik maar pen en papier uit mijn schoudertas. Ik tekende de route, met grote pijlen, golfjes voor het water, een treintje op de plek van het viaduct en de kerk op de Rielerweg, maar dan met een flinke toren en een klok op tien voor tien.
“Ah”, zei hij opgetogen toen ik hem het schetsje gaf. “Ah, dank u wel”. EN hij liep weg, de verkeerde richting op.

Toen liep ik maar met hem mee, ik met mijn fiets aan de hand, langs de oude orchideeënkwekerij en onder de tunneltjes van de rondweg door. Hij klemde zijn koffertje stevig vast.
Waar vandaan? vroeg ik.
“Rusland” zei hij, “Niznji Novgorod”
“Gorki”, zei ik, want ik weet dat de stad een tijd zo geheten heeft.
Yes, zei hij en hij stak een duim op.
“Nevse to zoloto, chto blestit” zei ik.
Dat is Russische voor ‘Niets Is Wat Het Lijkt’. Een Hongaarse heeft het me ooit geleerd. Hij begon te babbelen. Blij te babbelen. Zijn tred leek wel lichter, hij gaf me een schouderklop, wees omhoog, naar de grijze hemel en keek me lachend aan. Ik lachte onhandig terug en even later begreep hij ook wel dat ik verder helemaal geen Russisch ken. Toen wandelden we maar zwijgend verder, onder het viaduct door, langs de kerk op de Rielerweg. Af en toe neuriede hij wat. Bij elke stap sloeg mijn schoudertas tegen mijn heup.

Het zwijgen werd drukkend en het was verder lopen dan ik dacht, maar toen we langs de Plus kwamen, klaarde de stemming op. Ik meende dat hij de supermarkt herkende. En halverwege de Eendrachtstraat beduidde hij dat ik moest blijven staan.
“Hier goed”, zei hij.
Hij hurkte, één knie op straat, het koffertje op zijn andere knie. Zijn duim gleed over de wieltjes van het cijferslot. De sluitingen sprongen met twee felle klikken los. Hij deed de koffer open. Ik zag plastic potjes met grijze dekseltjes en een dikke zwartleren portemonnee.
Ik krijg fooi, dacht ik.
Maar hij koos een potje uit.
Hij schudde er mee. Er rammelde iets in.
“Goed voor man” zei hij “echte man” en hij gaf het potje aan mij.
Daarna sloot hij zijn koffer. Hij drukte mij de hand en liep weg en verdween verderop een steegje tussen twee huizen in.

Nu staat het potje op mijn schoorsteenmantel. Er zitten grote rode pillen in. Op het etiketje staat een inktvis met ferme tentakels en ogen die met glow in the dark-inkt zijn gedrukt. In het donker kijken zij me doordringend aan.

Doe net als 218 andere lezers en ontvang mijn verhalen in je mail.

Doorsturen of delen? Graag!

Blog in je mail? Stuur een mail naar martenheijs@gmail.com en ik zet je op mijn verzendlijst. Vroeger of later krijg je dan mijn blog in je mail. 

Klik op het spraakwolkje om reacties te lezen of te plaatsen. 

4 reacties

  1. Mooi verhaal Marten! Als je mij een fototje van het potje stuurt kan ik je vertellen wat de inhoud is.

  2. Hahah, wat een heerlijk verhaal bij mijn ontbijt! Dank! Hartelijke groet, Petra

    Verstuurd vanaf mijn iPad

Geef een reactie